Belasting vermogen vanaf 2027

Wet werkelijk rendement BOX 3 vanaf 2027

Het kabinet heeft een voorstel voor belasting over vermogen vanaf 2027 gelanceerd. Dit voorstel kan een nieuw kabinet gebruiken als hulpmiddel. Via een internetconsultatie kan iedereen meedenken met het nieuwe concept. Door het nieuw te vormen kabinet en de internetconsultatie zal er nog wel het nodige veranderen aan dit voorstel.

 

Belasting vermogen in BOX 3 vanaf 1 januari 2027

De nieuwe belasting over vermogen gaat uit van belasting over het totaal ontvangen werkelijk rendement minus de kosten. Dat is de hoofdlijn. Voor onroerend goed (ook voor aandelen in familiebedrijven die niet in BOX 2 vallen en startende ondernemingen) wordt een uitzondering gemaakt. Kort gezegd worden de huuropbrengsten belast en pas bij verkoop wordt de waardestijging belast. Voor onroerend goed voor eigen gebruik (denk aan vakantiewoningen) wordt gebruik gemaakt van een forfait om de eerste woning te kunnen belasten.

In plaats van het huidige heffingsvrije vermogen wordt nu een heffingsvrij inkomen geïntroduceerd. Dit inkomen kan in enig jaar ook negatief zijn. Hiervoor wordt een verliesverrekening geïntroduceerd. Dus verliezen kunnen dan worden met winsten uit andere jaren. Het inkomen uit vermogen wordt bepaald door de waarde aan het begin van het kalenderjaar te vergelijken met de waarde aan het eind van het kalenderjaar. Tussentijdse waarde mutaties spelen geen rol.

Belasting vermogen over banktegoeden vanaf 2027

Bij banktegoeden zal er in de regel alleen sprake zijn rente. Er vindt geen vermogensaanwas plaats. Omwille van de eenvoud worden alleen de reguliere voordelen belast. Een regulier voordeel is bijvoorbeeld de rente. Als het baktegoed in een vreemde valuta wordt aangehouden kan er wel sprake zijn van vermogensaanwas, maar ook van verlies van vermogen. Omwille van de eenvoud is dit volgens het kabinet een acceptabele uitkomst. In de memorie van toelichting wordt het volgende voorbeeld gegeven.

“Een belastingplichtige heeft op 1 januari van jaar 1 € 100.000 aan banktegoeden. Zij ontvangt € 1.000 rente. Daarnaast heeft zij gedurende het jaar inkomsten uit arbeid (salaris) en persoonlijke uitgaven. Per saldo leiden deze inkomsten en uitgaven tot een stijging van de banktegoeden met € 4.000. Aan het einde van jaar 1 heeft de belastingplichtige: € 100.000 + € 1.000 (rente) + € 4.000 (inkomsten en uitgaven) = € 105.000 aan banktegoeden. Er zijn in dit voorbeeld geen aftrekbare kosten. De reguliere voordelen zijn belast. Deze bestaan uit € 1.000 aan rente”.

Belasting vermogen van overige bezittingen vanaf 2027

De belasting van overige bezittingen wordt in beginsel belast voor het totaalvoordeel wat behaald wordt. Dus de reguliere voordelen, zoals rente en de vervreemdingsvoordelen zoals de verkoopopbrengst. De kosten die samenhangen met de verkregen voordelen kunnen hierop in mindering worden gebracht. Wat onder het vermogen valt is wettelijk gedefinieerd. Een camper bijvoorbeeld behoort niet tot de vermogensgrondslag.

Er wordt een zakelijkheidsbegisnel gehanteerd voor gelieerde verhoudingen. Denk bijvoorbeeld aan verkoop tegen een onzakelijk tarief van aandelen van de ouder aan een kind. Bij een ouder kind lening wordt gedacht aan een doelmatigheidsmarge. Feitelijk houdt dit een bepaalde afwijking niet in aanmerking wordt genomen als dit binnen een nader te bepalen marge komt te vallen. Dus stel dat je nu geld uitleent aan een kind tegen 2% en de huidige rente is 4%. Bij een marge van 1% wordt de rente dan gesteld op 3%.

Het reguliere voordeel zoals de rente wordt belast in het jaar dat de rechthebbende de beschikkingsmacht over dit voordeel krijgt. Dit sluit meestal aan bij het tijdstip van ontvangen, maar kan ook bij verreken, ter beschikking stelling of als het voordeel vorderbaar of inbaar is.

Voor de kosten wordt voorgesteld om een lijst van niet aftrekbare kosten op te stellen die overeenkomst met bestaande aftrekbeperkingen voor kostenaftrek in BOX 1. Denk hierbij aan het bezoeken van een congres over aandelen of het lezen van een vakblad.

Voor genotsrechten zoals vruchtgebruik wordt het eigendom gesplitst in een blooteigendom en een vruchtgebruik. Voorgesteld wordt om het blooteigendom voor de volle waarde te belasten alsof er geen vruchtgebruik is gevestigd. De vruchtgebruiker ontvangt de vruchten en die worden belast in BOX 3. Onderstaand voorbeeld wordt gegeven om duidelijk te maken wie wat moet betalen

“Judith koopt een aandeel voor € 100.000 en vestigt een vruchtgebruik ten gunste van Ali. Ali betaalt € 10.000 voor het recht van vruchtgebruik. Door het vruchtgebruik komen de dividenduitkeringen toe aan Ali. In jaar 1 wordt € 2.000 dividend uitgekeerd. Dit is voor Ali inkomen in box 3. De vergoeding van € 10.000 die hij heeft betaald mag hij geheel aftrekken. In jaar 1 in is het box 3-inkomen daardoor -/- € 8.000. In jaar 2 wordt opnieuw € 2.000 dividend uitgekeerd. In jaar 2 is het box 3-inkomen daardoor € 2.000. Het aandeel stijgt in jaar 1 in waarde tot € 105.000. De waardestijging van € 5.000 en de ontvangen vergoeding van € 10.000 is als box 3-inkomen belast bij Judith. In jaar 2 stijgt het aandeel in waarde tot € 108.000. De waardestijging van € 3.000 is als box 3-inkomen belast bij Judith”.

De schuldendrempel die nu wel van toepassing is komt te vervallen. Later zal ik deze blog verder aanvullen. Als er vragen zijn, 06 417 17 904.

    Contact opnemen

    Benieuwd of uw wensen en doelstellingen financieel haalbaar zijn? Plan direct een vrijblijvend kennismakingsgesprek in.

    Financiële Planning Specialist

    Bronsweg 7

    8211 AL Lelystad