Belastingdienst publiceert toetskader rente familiehypotheek (deel 1)

Op 13 juli 2023 heeft de belastingdienst haar standpunt over onder andere de te hanteren rente van een familiehypotheek verder toegelicht. Dit betreft een WOO-verzoek (Wet Open Overheid). Er zijn diverse onderwerpen opgenomen, maar de belangrijkste is de te hanteren rente van een familiehypotheek. Dit wordt getoetst aan de hand van een aantal criteria, door de belastingdienst toets schema genoemd. De tekst van de belastingdienst vind u hieronder en waar nodig geef ik in dikke letters mijn commentaar.

Probleemstelling

In artikel 3.119a, tweede lid, Wet IB 2001, is opgenomen dat schulden ter verwerving, onderhoud en verbetering van een eigen woning en ter betaling van de kosten ter verkrijging van voornoemde schulden als eigenwoningschuld kunnen warden aangemerkt. Die schulden (leningen) worden veelal aangegaan bij financiële instellingen, zoals banken of verzekeraars. Dit zijn onafhankelijke partijen die zakelijke voorwaarden hanteren. De rente is als vergoeding voor de terbeschikkingstelling van de hoofdsom als eigenwoningrente aftrekbaar, uiteraard als aan alle overige voorwaarden is voldaan. Naast financiële instellingen kunnen bijvoorbeeld ouders of andere familieleden een geldlening verstrekken ter financiering van de eigen woning en kan bijvoorbeeld een vennootschap (bv) aan zijn directeur-grootaandeelhouder (dga) een dergelijke lening verstrekken. Ook in die gevallen is er in beginsel sprake van een eigenwoningschuld, met uitzondering van leningen tussen fiscale partners (artikel 3.119a, zesde lid, onderdeel c, Wet 1B 2001). Bij de aangiftebehandeling, de behandeling van een bezwaarschrift, of in het kader van vooroverleg, komt regelmatig de vraag op of en, zo ja, in hoeverre de rente op een dergelijke lening als eigenwoningrente aftrekbaar is. In deze handreiking gaan we uit van de term familiehypotheek, maar de handreiking kan ook gebruikt warden voor bijvoorbeeld eigenwoningleningen tussen de dga en zijn bv.

Inleiding toets schema

In deze handreiking worden de toetsen in beeld gebracht die moeten worden doorlopen ter beantwoording van de vraag of de rente op familiehypotheken aftrekbaar is ook fiscaal aangemerkt kan warden als eigenwoningrente. Dit doen we aan de hand van een aantal vragen. Wij geven antwoord op die vragen en lichten toe wat de fiscale gevolgen zijn. Hierbij geven we aan hoe het rentepercentage dat bij het afsluiten van de familiehypotheek is overeengekomen, moet worden beoordeeld. We gaan steeds uit van de vergelijking met een lening die onder zakelijke, onafhankelijke, omstandigheden tot stand zou zijn gekomen. Aan het einde van deze handreiking is een aantal aandachtspunten opgenomen.

Hoofdvraag
Hoe moet bij een familiehypotheek worden beoordeeld of en tot welk percentage de rente die is betaald op een eigenwoningschuld als eigenwoningrente aftrekbaar is?

Samenvatting

Bij een familiehypotheek moet worden vastgesteld of de verschuldigde rente de reële vergoeding is voor het ter beschikking stellen van de hoofdsom (de lening). Wil sprake zijn van rente, dan moet op de eerste plaats sprake zijn van een geldlening. De vervolgvraag is dan of de rente ook als eigenwoningrente wordt aangemerkt. Als een deel van de rente ziet op andere rechten of verplichtingen dan de vergoeding voor de terbeschikkingstelling van de hoofdsom, vormt dat deel geen eigenwoningrente als de daarvoor in rekening gebrachte rente(opslag) meer is dan 0,2%. Als de rente niet mede ziet op andere rechten of verplichtingen moet worden getoetst of de overeengekomen rente reëel is. Een reële rente is wat onder vergelijkbare omstandigheden met een onafhankelijke derde als rente wordt overeengekomen, zoals het gangbare rentepercentage voor een lening bij een bank.
Bij een hoger rentepercentage dan de geldende marktrente, moet worden gekeken wat de reden is van die hogere rente. Afhankelijk van die beoordeling kan een hoger rentepercentage zijn gerechtvaardigd of niet. Als de hogere rente wordt veroorzaakt door de persoonlijke band tussen de geldverstrekker en de geldnemer, is de kennisgroep van oordeel dat het aan die “niet zakelijke” omstandigheden toe te rekenen deel van de rente, buiten aanmerking moet blijven. Voor de bepaling of een hoger rentepercentage is gerechtvaardigd, spelen met name twee elementen in onderlinge samenhang een rol, namelijk de zekerheden die zijn gesteld en het risicoprofiel van de geldnemer. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar formele zekerheden maar ook naar materiele zekerheden. Bij familieleningen moet dus aan de hand van alle feiten en omstandigheden van iedere individuele situatie worden beoordeeld in hoeverre de overeengekomen rente de reële vergoeding is voor het ter beschikking stellen van de hoofdsom en dus als eigenwoningrente kan worden aangemerkt.

Als een deel van de overeengekomen rente niet kan worden aangemerkt als eigenwoningrente, heeft dit fiscale gevolgen voor leningen die aan de contractuele aflossingsverplichting moeten voldoen.

De belastingdienst stelt dat aan de hand van alle feiten en omstandigheden de familiehypotheek moet worden beoordeeld. Het is daarom zaak om zeer nauwkeurig de voorwaarden en bepalingen van de familiehypotheek vast te leggen.

Toets 1: Is er sprake van een geldlening?

Wil sprake kunnen zijn van eigenwoningrente, dan moet er op de eerste plaats sprake zijn van een reële schuld, en dus een geldlening. Wanneer is sprake van een geldlening (fiscaal)? In artikel 7: 129, eerste lid, BW is opgenomen dat de overeenkomst van geldlening een kredietovereenkomst is waarbij de ene partij, de uitlener, zich verbindt aan de andere partij, de lener, een som geld te verstrekken en de lener zich verbindt aan de uitlener een overeenkomstige som geld terug te betalen. Er moet dus sprake zijn van een terugbetalingsverplichting. Ontbreekt deze in het geheel, dan is civielrechtelijk (en ook fiscaal) geen sprake van een geldlening. Bij de beantwoording van de vraag of een geldverstrekking ook fiscaal als geldlening heeft te gelden is in beginsel de civielrechtelijke vorm beslissend. Als civielrechtelijk sprake is van een geldlening, dan geldt als hoofdregel dat deze kwalificatie ook fiscaal wordt gevolgd. Slechts onder zeer specifieke voorwaarden kan een fiscaalrechtelijke herkwalificatie aan de orde zijn. Een civielrechtelijke geldlening (hetgeen als lening is vormgegeven) vormt in dat geval fiscaal gezien geen geldlening. Voor een dergelijke herkwalificatie kan plaats zijn indien aan de gekozen rechtsvorm (“lening”) fiscale gevolgen verbonden zijn die niet aanvaardbaar zijn vanwege het economische resultaat ervan en gelet op de strekking van de belastingwet. De bewijslast voor een fiscale herkwalificatie rust op de inspecteur. De inspecteur zal, anders gesteld, aannemelijk moeten maken dat de fiscale gevolgen van de civielrechtelijke situatie niet aanvaardbaar zijn door het economische resultaat ervan en gelet op de strekking van de belastingwet.

Uit de jurisprudentie blijkt dat een fiscale herkwalificatie van een geldlening niet snel wordt aangenomen. Een fiscale herkwalificatie van de geldlening is mogelijk van toepassing bij een “leen/schenkconstructie”, waarbij bij voorbaat vaststaat dat bijvoorbeeld het kind telkens aanspraak kan maken op een schenking van de aflossing(en) van zijn/haar ouder(s). Omdat een fiscale herkwalificatie bij familieleningen niet of in zeer beperkte gevallen aan de orde is, gaan wij daar in deze handreiking niet verder op in. Neem contact op met jouw VTA en/of VACO als zich een situatie voordoet waarbij volgens jou mogelijk een fiscaalrechtelijke herkwalificatie aan de orde is.

Fiscale consequenties

• Als sprake is van een (fiscale) geldlening, ga dan door naar toets 2.

• Als geen sprake is van een (fiscale) geldlening (deze conclusie is vaak moeilijk te trekken), dan kan geen sprake zijn van eigenwoningrente. Er is mogelijk een schenking aan de orde. Neem – via je VTA en/of VACO – contact op met de inspecteur erf- en schenkbelasting als je hierover vragen hebt.

Belangrijkste aspecten zijn dus de aflossingseis bij een familiehypotheek en bij schenken dient er aandacht worden besteed aan een mogelijke herkwalificatie. De aflossingseis kan op verschillende manieren worden vormgegeven. De reguliere aflosvormen, zoals annuïteit of lineair, voldoen in ieder geval aan die kwalificatie. Bij een aflossingsvrije lening dient er in ieder geval opgenomen te worden dat de familiehypotheek aan het eind van de looptijd wordt afgelost. De verdere toetsen bespreek ik in een volgende blog. Abonneer je op deze blog als je op de hoogte wilt worden gehouden.

 

    Contact opnemen

    Benieuwd of uw wensen en doelstellingen financieel haalbaar zijn? Plan direct een vrijblijvend kennismakingsgesprek in.

    Financiële Planning Specialist

    Bronsweg 7

    8211 AL Lelystad